Mijn buurman begrijpt niet waarom zijn vrouw van hem af is. een vrolijke vent
maakte altijd grapjes met zijn vrouw.
Een tweetal wil ik julie niet onthouden.
1. Hij ging eens shoppen met zijjn vrouw. Ze bleef voor een etalage staan, waarop mijn buurman aan haar vroeg:
vind je deze jurk mooi? Ja zei zij. Vind je het echt zo mooi? ja ik vind het geweldig mooi.
Ok dan dan komen we morgen weer kijken.
2. Schat, ik heb iets heel leuks bedacht voor dit weekend.
O, leuk zei zij.
Nou oke dan zie ik je maandag.
maakte altijd grapjes met zijn vrouw.
Een tweetal wil ik julie niet onthouden.
1. Hij ging eens shoppen met zijjn vrouw. Ze bleef voor een etalage staan, waarop mijn buurman aan haar vroeg:
vind je deze jurk mooi? Ja zei zij. Vind je het echt zo mooi? ja ik vind het geweldig mooi.
Ok dan dan komen we morgen weer kijken.

2. Schat, ik heb iets heel leuks bedacht voor dit weekend.
O, leuk zei zij.
Nou oke dan zie ik je maandag.

