Citaat:
Concurrentie tussen planten kan leiden tot lagere productie
Concurrentie tussen planten kan leiden tot lagere productie. Planten kunnen hun buren waarnemen en actief hun groeivorm daarop aanpassen. Hierdoor kunnen planten zich op meerdere plaatsen handhaven. Planten verschillen echter onderling in hun vermogen tot aanpassen; niet alle planten kunnen zich aanpassen aan hun concurrentie. De individuen die zich wel kunnen aanpassen, hebben kenmerken die er toe leiden dat de productie van alle planten samen lager is dan theoretisch mogelijk zou zijn.
Met tien genetisch verschillende planten van de soort Vijfvingerkruid (Potentilla reptans), laat het experimenteel onderzoek van promovendus Peter Vermeulen zien dat handhaving afhangt van het vermogen tot het aanpassen van de groei in de hoogte. Het is ook bepalend welke typen samen groeien.
Een fotosynthesemodel laat verder zien dat het type dat na vijf jaar concurrentie het meest dominant geworden is, een totaal bladoppervlakte maakt dat groter is dan het bladoppervlakte dat zijn eigen productie zou maximaliseren. Maar de andere typen zouden meer profiteren van een lager bladoppervlak (meer licht beschikbaar) dan het dominante genotype zelf. Dus ondanks dat de productie hoger zou kunnen zijn, is het voor het dominante genotype gunstig om dit 'te hoge' bladoppervlak te hebben.
Concurrentie tussen planten kan leiden tot lagere productie. Planten kunnen hun buren waarnemen en actief hun groeivorm daarop aanpassen. Hierdoor kunnen planten zich op meerdere plaatsen handhaven. Planten verschillen echter onderling in hun vermogen tot aanpassen; niet alle planten kunnen zich aanpassen aan hun concurrentie. De individuen die zich wel kunnen aanpassen, hebben kenmerken die er toe leiden dat de productie van alle planten samen lager is dan theoretisch mogelijk zou zijn.
Met tien genetisch verschillende planten van de soort Vijfvingerkruid (Potentilla reptans), laat het experimenteel onderzoek van promovendus Peter Vermeulen zien dat handhaving afhangt van het vermogen tot het aanpassen van de groei in de hoogte. Het is ook bepalend welke typen samen groeien.
Een fotosynthesemodel laat verder zien dat het type dat na vijf jaar concurrentie het meest dominant geworden is, een totaal bladoppervlakte maakt dat groter is dan het bladoppervlakte dat zijn eigen productie zou maximaliseren. Maar de andere typen zouden meer profiteren van een lager bladoppervlak (meer licht beschikbaar) dan het dominante genotype zelf. Dus ondanks dat de productie hoger zou kunnen zijn, is het voor het dominante genotype gunstig om dit 'te hoge' bladoppervlak te hebben.
Van bijvoorbeeld vissen is bekend dat de meeste soorten hun groei aanpassen aan de beschikbare hoeveelheid water en de grootte van populatie in dat water.
1. Zou dit voor onze vogels ook zo kunnen werken dat er bijv. soorten zijn die niet willen voortplanten of sterk afwijkend gedrag gaan vertonen als gevolg van overbevolking?
(voorbeelden van sterk afwijkend gedrag: kannibalisme, veren plukken, jongen niet meer willen groot brengen, kleine nesten enz.)
2. Voor welke soorten vogels zou dit evt. gelden?
3. Hoe zouden de vogels zich eventueel aanpassen aan de voor hen minder geschikte / stimulerende omgeving?
U hoeft niet alle vragen helemaal te beantwoorden, samen zouden we de puzzel ook op kunnen lossen.
mvg. Eelke
Opmerking